Afbeelding

Een motje

Algemeen

BEMMEL - De klas zit onder een kale appelboom, maar vol met witte spinsels. “Het lijkt wel een spookboom”, zegt een kind, wijzend naar de spinsels en de witte vlinders die het nog geheimzinniger maken. De vlinders hebben zwarte stippen, lange vleugels en zijn rank van bouw. De bladeren zijn weg: opgevreten. Larven en rupsen gingen hun gang.

Bedoeld wordt het stippelmotje. José gebruikt het motje om de levenscyclus van vlinders nog eens uit te beelden. De kinderen luisteren ademloos, bekijken de larven en rupsen en laten de vlinders op hun arm zitten. Dan barst het los met vragen. Hoe leven deze beestjes, zijn ze schadelijk en wie zijn hun vijanden. En zo komt het lesje bij de processierups en de kool- en pimpelmees die aan en af vliegen en de oorworm niet te vergeten. Die moeten ook allemaal eten. Iedereen knikt.

Het motje is de opmaat naar het lesje over fruit. De kinderen hebben zich degelijk voorbereid. Ze hebben gelezen over de verschillende soorten fruitbomen in de Betuwe, het verschil tussen hard en zacht fruit, de diverse soorten pitten en de bevruchting in de lente. Dan passeert een groot dienblad met een twaalftal bordjes. Liesbeth vertelt over bessen en aardbeien en over hun oermoeder: de kleine bosaardbei. Het vrij plukken en proeven van bessen gaat door in de boomgaard. De dappersten beginnen met keuren op smaak, dan volgt de rest. De gezichten veranderen met het type bes: zoet, bitter, friszuur, kruidig. Dat er tussen de struiken wespen, bijen, en hommels zitten, wordt even vergeten. Althans, zolang niemand er acht op slaat…

Jan de Moor, Lingewaard Natuurlijk

Uitgelicht

Digitale krant