Afbeelding
Foto:

Verder op het Goudsbloempad

Ik loop nog op het Goudsbloempad, net boven de buurtschap Flieren. Hier ergens moet de Rijnwetering, die al bij Kasteel Doornenburg begon, gezelschap hebben gekregen van de Waalwetering. 

De Weteringsewal tussen beide weteringen vormde toen de grens tussen de heerlijkheid Gendt en het kerspel Angeren. Hij werd gebruikt als weiland, akkerland of smalle boomgaard. Soms lag er een onverhard stukje weg op. 

Maar je kon er ook wonen. Hent van Deelen, schrijver van Een Ommegang door Angeren, weet zich dat nog uit zijn jeugd te herinneren: ‘De huisplaats bestond uit niets anders dan de Lingewal, geen meter breder, maar dan over een lengte van een kilometer. Midden over de wal liep een rij appel- en perenbomen. (…) Het was een romantische toestand hier midden in de eenzaamheid nog een stukje bewoonde wereld aan te treffen, waar de brievenbesteller hooguit één keer in de week te voet de post kwam bezorgen en het contact met de buitenwereld voor de rest van niemand anders kwam dan van koeherders, weteringruimers, vissers en stropers’.

Een informatiebord langs het fietspad wijst me op de in 2003 gereconstrueerde Landweer, een aarden wal uit de twaalfde of dertiende eeuw, begroeid met ondoordringbare stekelige beplanting, lokale bomen en struiken. Die moest het land beschermen tegen roversbenden en wild. 

Hier en daar ligt een bruggetje over de Linge, er is ook een stuw. Een paar honderd meter rechts van me loopt de Betuweroute. Ik zie twee keer een goederentrein op weg naar Zevenaar en verder. Linksachter me, in de verte, liggen de zeven Nijmeegse heuvelen.